Lastig om gezond met pensioen te gaan
Kenmerken
- Plaatsingsdatum 23-05-2013
- Auteur Jan Warning ()
Bericht
Den Haag - Bedrijven zijn bezig om langer doorwerken mogelijk te maken. Toch denken alle betrokkenen dat het niet mogelijk is op latere leeftijd gezond het pensioen te halen. Jan Warning zet onderzoeksresultaten op een rijtje en concludeert dat de bedrijfstak nog niet weet hoe gezond het pensioen te halen.
Op 1 januari van dit jaar is een begin gemaakt met het verhogen van de AOW-leeftijd. Elk jaar stijgt de leeftijd met een of meer maanden en over tien jaar krijgen we pas als we 67 worden voor het eerst de AOW. Werknemers verlaten ook op steeds latere leeftijd het arbeidsproces. Vorig jaar ging men in de bouw feitelijk met 62,5 jaar met (vroeg)pensioen. Aan het begin van deze eeuw was dat nog 60 jaar. Zijn we hiermee ook anders gaan denken over langer doorwerken?
In opdracht van Arbouw stelt het EIB elk jaar verschillende vragen over arbo-onderwerpen aan een representatieve steekproef van bouwplaats- en uta-personeel en werkgevers. Vergelijking van cijfers uit verschillende jaren geeft een beeld of opvattingen veranderen. Dat blijkt dus niet het geval.
Vijf jaar geleden dacht het merendeel van het bouwplaatspersoneel dat het werken tot ouder dan 62 jaar niet vol te houden is. Dat aantal is sindsdien niet veranderd. Dezelfde opvatting leeft onder werkgevers. Het merendeel denkt dat bouwplaatsmedewerkers niet in staat zijn om tot hun 65ste door te werken.
Vervolgens wordt in de enquête ook gevraagd wat men doet om langer doorwerken mogelijk te maken. Werkgevers melden dat ze van alles doen. Ze gebruiken arbovriendelijke hulpmiddelen, houden functioneringsgesprekken en organiseren toolboxmeetings. Ook werknemers zijn druk bezig om lang inzetbaar te blijven: men zorgt voor voldoende beweging in de vrije tijd, let op de voeding, gebruikt de arbovriendelijke hulpmiddelen en meldt onveilige situaties bij de uitvoerder. Wat is de mening over hun activiteiten? Meer dan driekwart van zowel werkgevers als werknemers oordeelt: ik doe voldoende.
Ligt het dan misschien aan de andere partij dat het niet mogelijk is om op latere leeftijd met pensioen te gaan? Vinden de werkgevers dat de werknemer zich onvoldoende inspant of, omgekeerd, ervaren werknemers dat werkgevers onvoldoende randvoorwaarden creëren? Eigenlijk is dat evenmin het geval. Driekwart van de werknemers vindt dat de eigen werkgever voldoende maatregelen treft. En ook werkgevers zijn mild in hun oordeel over de inspanningen van hun werknemers, hoewel veel werkgevers antwoorden dat ze niet precies weten of hun werknemers goed bezig zijn.
Er is sprake van een paradox. Werkgevers en werknemers zetten zich in en zijn over elkaar van mening dat ze voldoende doen, maar toch is het niet mogelijk om op latere leeftijd gezond het pensioen te halen. De verklaring voor deze paradox is dat we in de bedrijfstak eigenlijk nog niet precies weten hoe we dit doel kunnen bereiken. Er ontbreken heldere ijkpunten. Zowel werkgevers als werknemers moeten in kaart brengen waar gezien de eigen omstandigheden er risico’s liggen om gezond het pensioen te halen. Vervolgens moeten er oplossingen worden gevonden om deze risico’s te beteugelen.
Het is een goede zaak dat werkgevers en werknemersorganisaties hier een taak zien voor zichzelf. Naar verwachting zullen in het najaar instrumenten worden gepresenteerd die zowel voor werkgevers als werknemers helpen om verder actie te ondernemen.
Een ander lichtpunt is dat werkgevers en werknemers ontvankelijk zijn voor informatie of ondersteuning. Meer dan 40 procent van de werknemers op de bouwplaats heeft behoefte aan informatie over gezond het pensioen halen. En meer dan de helft van de bedrijven staat positief tegenover gerichte hulp voor ondernemers of het bezoeken van een regionale informatiebijeenkomst. Met vereende krachten zal de bedrijfstak echt aan het werk gaan om de latere pensioenleeftijd mogelijk te maken.